54
‘Geef nou gas, man!’ viel Stark uit tegen zijn jongere collega, waarna de surveillant een roekeloze inhaalmanoeuvre begon.
De hoofdcommissaris hield zich vast aan het dashboard en wierp een blik op de klok, terwijl de patrouillewagen met gillende sirene een bestelwagen voorbijschoot. Het was al zes minuten geleden dat Forstner had gebeld. De psychiater klonk alsof hij volkomen in paniek was. Stark kon alleen maar vermoeden dat het iets te maken had met dat wat Forstner hem na de begrafenis had willen vertellen.
De vrouw, had Forstner door de telefoon tegen hem geroepen, ik weet wat ze van plan is.
Stark had zich dus niet vergist toen hij vermoedde dat de psychiater op eigen houtje een spoor volgde. Hij hoopte alleen dat het dan tenminste het goede zou blijken. Alle onderzoeken die Stark en zijn team de afgelopen dagen hadden uitgevoerd, waren doodgelopen. Noch het dna-monster op de plaats delict achter Nowaks huis, noch de twijfelachtige uitspraken van de getuigen – van wie de meesten op een beloning uit waren, belangrijk wilden doen of gewoon niet spoorden – hadden hen verder gebracht.
Ze zaten achter een geest aan, die hun geen enkele conclusie toestond omtrent een motief – alleen het feit dat deze vrouw volkomen gestoord was. Stark hoopte vurig dat Forstner inderdaad iets had gevonden wat hen verder zou brengen.
En toch zat de hoofdcommissaris iets niet lekker. Aan de telefoon had Forstner niet geklonken alsof hij hem een nieuwe verdachte wilde voorstellen. Het klonk meer alsof ze naar een plaats delict werden geroepen.